Ik zit in de keuken van mijn hostel. Daniel, de eigenaar van het hostel komt binnen. Het is half negen en dus nog een beetje vroeg voor een Argentijn om te gaan eten. Maar, zegt hij, is nooit te vroeg voor een asado. Hij heeft de kooltjes al aangestoken in zijn oven op het dakterras.
Ik sla hem gade als hij de koelkast induikt. Gestommel.
‘Ik zoek mijn vis,’ mompelt zijn warrige hoofd om de hoek. Hij loopt wat heen en weer en duikt opnieuw de koelkast in. ‘Gevonden,’ zegt hij triomfantelijk. In zijn armen een vis van een meter lang, zo breed als mijn hand.
Hij loopt naar boven. Ik vraag me vooral af hoe je daaroverheen kunt kijken.
Geef een reactie