In de serie over coöperatieven in Buenos Aires is dit voorlopig de laatste. Het verhaal van Soleada is een totaal ander verhaal. Het restaurant bevindt zich in Belgrano, brede lanen, monumentale panden, hogere prijzen. Hoewel we een uur te laat op onze afspraak verschijnen, hebben ze nog geen tijd voor ons. Het is lunchtijd en het restaurant zit vol.
We wachten. Maar niet in de hal. We krijgen een glimlach van een ober. ‘Wil je niet gelijk wat eten terwijl je wacht?’
Ze laten ons rustig af eten en dan schuift de man van de kassa bij ons aan tafel. Hij knikt lachend als we zeggen dat we heerlijk gegeten hebben. ‘Dat hoor ik vaker.’ Nergens blijkt de onervarenheid of de nederigheid die we in de andere coöperaties tegenkwamen. Ze weten waar ze goed in zijn.
Het restaurant loopt als een tierelier, vol trots laat hij de foto’s zien op zijn telefoon van moederdag, twee weken geleden. De rij stond tot aan het einde van het blok. ‘Je kunt de foto op de facebookpagina vinden,’ wijst hij.
Niet alle gasten weten dat ze een coöperatie zijn. Dat houden ze bij Soleada ook liever zo. ‘Dit is Belgrano. De wijk leunt op mensen die niet van socialisme houden. Ze hoeven ons niet te begrijpen, ze moeten hier komen eten.’
De saladebar in het midden van het restaurant doet het goed, vooral bij de vrouwen, knikt hij. En achterin het restaurant is een kamer voor de kinderen. ‘Daar hebben we in het weekend live entertainment. De kinderen eten in drie seconden hun kip op en gaan naar de kinderzaal. De volwassenen blijven op die manier rustig twee uur zitten. Opa en oma komen mee, omdat het zo lekker rustig is. Dat is business.’
Het restaurant is een keiharde botsing van sociaal ondernemen en kapitalistisch denken. De jongen weet precies hoe hij geld moet verdienen. En dat doet hij samen met 32 anderen. Je denkt bijna: waarom doet hij het niet alleen?
Hij haalt zijn schouders op. ‘Omdat ik het niet alleen doe. Dit is de situatie. Het is mijn restaurant. Maar ook dat van al deze andere mensen. Wij zijn romantisch. We hebben ervoor gevochten. Nu laten we het nooit meer gaan.’
Iets minder romantisch was het toen ze aan het gevecht begonnen. Het was 2013. De eigenaar van het restaurant had nog drie andere restaurants. Vergelijkbaar met deze en in dezelfde soort wijken. Op een avond kwam een van hun collega’s van het andere restaurant binnenlopen. Alsof hij achterna werd gezeten, over zijn schouder kijkend of hij niet was gezien. Ze hadden toen intussen al enkele maanden geen salaris gehad.
‘Hij vertelde ons dat hij op straat gezet was. Met al zijn collega’s tegelijk. Er was niks meer aan te doen. De dag erna zouden wij aan de beurt zijn.’
‘We hebben dezelfde nacht nog een vergadering gehouden. We wisten dat het niet te houden was en we hebben gedacht: het is alles of niets. Mijn vrouw vroeg die nacht: weet je heel zeker dat je dat dit wilt? Want als je begonnen bent, kun je niet meer terug. Ik heb de hele nacht na liggen denken en ’s ochtends zei ik: ik weet het zeker. Dan stond ze achter me, zei ze.’
‘We kwamen de volgende ochtend in het restaurant en toen we compleet waren, barricadeerden we de deur. Niemand mocht er meer uit of in. De baas kwam inderdaad, maar we lieten hem er niet in. We hebben het pand gewoon bezet.’
‘De politie is gekomen. We scheten in onze broek, echt waar. Als ze ons eruit gingen zetten, dan zouden ze ons zeker ook oppakken. Maar we legden die agent uit, wat onze baas van plan was en dat we al maanden geen salaris hadden gehad en toen gingen ze weer weg. Regel een advocaat, zei die ene agent nog.’ Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar agenten begrijpen hier hoe het is om geen salaris te ontvangen.
De advocaat regelden ze via Federico Tonarelli van Bauen en van de Facta. Zijn naam komt vaker voorbij in het gesprek. Zijn vrouw is nu accountant in het restaurant.
Tien dagen hebben ze in het restaurant gezeten. Niemand verliet het pand, bang als ze waren om met te weinig te zijn als de baas terugkwam en het zou gaan bestormen. Maar er kwam niemand meer. Ze spraken met de verhuurder van het pand. Die was niet blij met deze situatie. Maar ze hadden twee maanden huur voor hem bij elkaar geschraapt. Dat was nieuw voor de verhuurder. Hij had nog een achterstandje van een half jaar staan. Hij besloot dat de nieuwe situatie een betere situatie was voor hemzelf en verbrak de huurovereenkomst met de oorspronkelijke eigenaar van het restaurant.
Ook de leveranciers moesten even slikken toen ze merkten dat ze aan een stel oproerkraaiers moesten leveren. Maar de leveranciers zijn allemaal uit de buurt en kenden de obers en koks. Ook zij hadden een rekening uitstaan die maar niet werd betaald. Slechter kon het niet worden en ze kregen vertrouwen in deze groep mensen die zoveel van hun restaurant hielden dat ze er nu al meer dan een week bivakkeerden.
De goederen werden geleverd, de huur werd betaald, de tafels en stoelen werden door de rechter als onderpand verklaard voor de niet-betaalde salarissen.
Soleada ging weer open. ‘We hebben nog nooit een betalingsachterstand gehad. Nog geen dag. We zullen het vertrouwen dat ze hadden toen we begonnen met deze onderneming nooit schenden.’
‘Ook niet dat van mijn vrouw,’ lacht hij, als we hem aan het eind naar haar vragen. ‘Ze staat nog steeds achter me. Ik maak dagen van 14 uur, zij zorgt voor onze kinderen en voor mij. Ze ziet hoe gelukkig ik nu ben. Dat is het belangrijkste voor haar.’
‘En nu zijn we hier.’ Een glimlach. Hij laat zijn blik over de enorme zaal gaan. Vanuit de keuken klinkt gelach. De lunch is voorbij, de koks maken schoon. ‘En dit is de situatie nu. Ik denk altijd in meer en beter. Maar het is altijd met dit restaurant. En met deze collega’s.’
De foto’s zijn inderdaad van de genoemde facebookpagina.
Geef een reactie