Het is acht uur als we naar de bushalte lopen. De zon is intussen onder gegaan, maar de straten en gebouwen, alles van beton, geven nog altijd dezelfde warmte af. Afkoelen doet het hier niet ’s nachts. In de straat achter het station stopt de bus naar Palermo, 166. Vanaf de bushalte kringelt zich een slordige rij van bezwete mannen, wapperende vrouwen en jengelende kinderen over de stoep. We sluiten achteraan in de rij. Zo gaat dat hier. Je wacht op de bus in een rij.
Als de bus na een minuut of vijftien eindelijk aan komt rijden, mijn voeten zijn intussen lekgeprikt door de muggen die je in het donker niet ziet, maar wel voelt, dringen de mensen met kinderen een paar plaatsen voor. Iedereen laat het toe. De rij is heilig, behalve voor bejaarden, zwangeren, slechten ter been en ouders met kinderen. De jongens die in de rij de hitte negeren en hun vriendinnetjes ongeneerd overal betasten zien niet eens dat de hele bende langs hen heen de bus instapt.
Mijn jongen houdt gelukkig wel rekening met de temperatuur en laat het bij een nadrukkelijke maar korte zoen als afscheid. Ik stap in als alle plaatsjes al bezet zijn en vertel de buschauffeur dat ik naar Palermo ga. Meer dan knikken doet hij niet en hij laat ongemerkt het bedrag van 6 en halve peso verschijnen op de machine naast hem. Ik houd mijn ov-kaart er tegenaan.
Ik wurm me langs de mensen door het gangpad en zet mijn achterwerk tegen een van de metalen buizen aan, zodat ik in elk geval ergens mijn evenwicht door kan vinden. De buschauffeur zet het gevaarte in beweging en de bus trekt op als een dolle stier. Het lijkt alsof de man de bochten pas heel laat aan ziet komen en overhellend scheurt de bus de bocht om. Bushaltes zijn nauwelijks ergens aan te herkennen, behalve dan aan de sliert mensen die ineens op het voetpad opduikt. Vandaar waarschijnlijk dat de chauffeur ook die haltes pas heel laat opmerkt en dan ineens als een waus op de rem trapt.
Dat ik mijn achterwerk tegen een buis aan heb gedrukt, kan niet voorkomen dat ik mij nog aan twee andere buizen vast moet grijpen en in mijn linkeronderbeen intussen al een kramp trekt. Niet erg, de busreis van Morón naar Palermo duurt slechts een slordige 70 minuten.
Terwijl ik me staande houd aan een van de stangen boven mijn hoofd en de chauffeur weer plotsklaps gas geeft, wordt mijn aandacht getrokken door een jongen van een jaar of 25 die een jongen van 16 aantikt. Die zat net even lekker met zijn vriendinnetje te knuffelen. Zat. Want daar is de 25-jarige het niet mee eens. Er staat een meisje naast hem. Hij kent haar niet, is niet met haar ingestapt, maar hij heeft gezien dat ze een kind op haar arm draagt. Het kind hangt laveloos in de armen van zijn jonge moeder met zijn open mond nog aan haar blote tepel.
‘Sta eens even je plaatsje af aan haar,’ bromt de ridder in joggingsbroek. De tiener doet vlug wat hem gevraagd wordt.
Het meisje gaat zitten en laat haar slapende peuter op haar schoot rusten. Dat alles doet ze behoorlijk vloeiend, terwijl de chauffeur gierend en toeterend de hoek om stuift. Nog 50 minuten te gaan.
Geef een reactie