Het is vrijdag het zevende uur, ik geef Nederlands en 2mavo zwoegt op zijn werkwoordsvormen. ‘Beheersen, beheerst, beheerste, beheerst’ staat in vier kolommen bovenaan de pagina verspreid. Emiel steekt steeds keer zijn vinger op, maar ik wil er niet van weten: Hoe frustrerend ook, de uitgang van elke werkwoordsvorm is betekenisonafhankelijk.
Aan het einde van de les kijken we gezamenlijk alle werkwoorden na. Emiel mag nummer 19 doen.
“Ja mevrouw, die wist ik juist niet. Want die er staat, die staat verkeerd. Die hoort in de laatste kolom.’
Ik kijk hem argwanend aan.
“Er staat ‘genas’ in de derde kolom. Wat is het hele werkwoord?”
“Nassen, nast, naste, genast,” dreunt Emiel bloedserieus op.
Geef een reactie