We zijn met een stuk of veertig leerlingen op wintersport. Mijn collega en ik kruipen juist voor onze welverdiende nachtrust in ons warme bedje als we boven ons hoofd lawaai horen.
We lopen naar boven, maar als we voor de deur halthouden, heerst er ineens doodse stilte in de slaapkamer waar we voor staan. Merkwaardig.
Mijn collega doet de deur open en treft enkel en alleen slapende leerlingen aan. De kamer is donker, je kunt vanaf de gang de bedden zien en een tafel in het midden.
Ze doet de deur weer dicht en kijkt mij verbaasd aan.
‘Zag je wat?’ fluister ik.
Ze schudt haar hoofd. ‘Niets. Alleen een pot zout en wat citroentjes op tafel.’