Ik loop door de keuken naar de buitendeur, als Ignacio me plagerig naroept. “Wat ga je doen, chica?”
Ik kijk lachend om. “San Telmo.”
“Aaaah, te gusta si?”
Ik knik. Intussen is het vaste prik. Op zondag ben ik in San Telmo.
Ik kwam op zaterdag hier aan, nu vier maanden geleden. De volgende ochtend had ik geen ontbijt en waren alle winkels dicht. Ik sprak wel Spaans, maar het Spaans dat Ignacio tegen me begon, was voor mij niet te verstaan. Gelukkig sprak hij vloeiend Engels omdat zijn moeder Engelse les geeft.
“What are you going to do today?” vroeg hij belangstellend. Ik kreeg een stuk brood met boter van hem, een kop thee en een glas sap. “You should go to San Telmo. It’s really a good thing to do on a sunday.”
Ik kon het me nog herinneren van mijn vorige trip naar Buenos Aires. Dat Dayenne en ik er een keer geweest waren. Was inderdaad leuk ja. En hier maar vier kilometer vandaan. Dat was te doen. Ik ging lopen. En daarmee mijn stukje stad verkennen.
Ik ging die zondag en daarna elke zondag opnieuw. De markt is heerlijk in de zon, tien blokken lang, muziek op iedere straathoek, mensen die eten verkopen en prachtige stukjes handwerk, maar als je dan bijna bij de snelweg bent, die over de stad heen ligt en San Telmo van La Boca scheidt, dan sta je ineens voor Plaza Dorrego. En daar stromen tegen een uur of zes de bewoners van San Telmo naar toe. Er liggen banen plastic op het plein die als ze uitgerold worden een weeïge gymzaalgeur verpreiden en aan elkaar worden geplakt met ductape. Eromheen wordt met veel kabaal de markt afgebroken. Muziek komt van een oude laptop, die af en toe ook vastloopt en speelt door boxen die met een fietsspin op een karretje zijn gebonden. De lampjes worden tegen het schemeren om een uur of zeven nog even in een snoer gedraaid, dat de twee jongens van de tangoshow ingenieus aan een lantaarnpaal binden. Elektriciteit komt van een cafe. Het staat elke zondag om zes uur bomvol mensen. Locals en toeristen. Iedereen mag dansen. De oude mannetjes nodigen iedereen uit. Ik durf nog steeds niet, hoewel ik intussen wat lessen gehad heb bij een geweldige lerares. Een van de oude mannetjes neemt me even apart. We dansen acht stappen. Dat is genoeg. “Als je dit kan, kun je tango dansen.” Ik ken die acht stappen. Gisele heeft ze me geleerd. Maar ik durf alsnog niet.
Als je er elke week komt, dan ben je eigenlijk ook onderdeel van San Telmo. Dan ben je een meubelstuk op de markt. Dan ben je een personage in de milonga. Porteño’s herkennen me, knopen praatjes aan. Ik krijg een zoen hier en daar. Een Amerikaanse vrouw in een Engelse pub lacht naar me. Dan buigt ze zich voorover. “Een beetje een gekke vraag, misschien, maar was jij vorige zondag op Plaza Dorrego?” Ik knik. Ze knikt ook, lachend. “Ik herken je. We stonden vlak achter je. Je was met al die meiden. Jij was degene met al die mannenaandacht. You were like a man-magnet.”
Een beetje gek als ze dat van je zeggen, maar een beetje gelijk had ze wel. Er waren die dag inderdaad veel jongens die om mijn aandacht vroegen. Een jongen met een fles bier. Het was niet zijn eerste. Ik zeg fles, niet flesje, omdat de flessen hier een liter bevatten. Ze zijn om te delen namelijk. Je krijgt in een kroeg meerdere glazen bij zo’n fles. Maar deze jongen deelde helemaal niks. Al meerdere flessen niet.
“De donde sos.” Argentijns. Een nieuwe vorm bedacht in het Spaans. De vos-vorm. Ze kennen geen tu, alleen maar vos.
“Holanda.” Ik heb er eigenlijk niet zo’n zin in, maar de meiden staan te kijken naar een jazzband en het is daar erg druk en warm. Dus ik sta een eindje verderop te wachten. Dan ben je een prooi voor elke jongen die langsloopt.
“Aaaah, Amsterdam.”
De rest van het gesprek kon ik al invullen, want iedereen denkt hier dat we in Nederland met z’n allen in Amsterdam wonen, dat iedereen iedereen kent, omdat het zo klein is, dat we de hele dag stoned zijn en met onze voeten in het water staan. En hoewel deze vent zich vooral beperkte tot het stonede gedeelte, onmogelijk kon hij zich in deze staat druk maken om ons waterpeil, moest ik toch nog vijf minuten naar z’n geëmmer luisteren, voordat hij me weer losliet.
Er was nog een man die mij vertelde dat mijn glimlach zijn dag maakte. Ik vroeg hem waar de dichtstbijzijnde bank was en hij vertelde mij weer dat hij me hier vorige week ook had gezien. Ah, nu gingen we vriendschappelijk worden. Dus ik legde de meiden uit waar de bank was en ik kwam ondertussen niet meer van die vent af. Ik hoefde gelukkig niet naar de bank, er stond toch geen geld op mijn rekening.
En toen begon de tango. En nu kwam er een andere man naar me toe. Of ik danste. Hij vroeg me ten dans. “Ik kan het wel, maar ik durf niet hier. Met al die mensen.” “Maak je niet druk,” schudt hij zijn hoofd. Hij grijpt me al bij één schouder.
“Ben je een goede leider?” vraag ik.
“Ik?”
Ik verbaas me over zijn vraag. Ik heb echt de vos-vorm goed gebruikt. Maar ze zijn zo onzeker, die porteño’s.
“Si. Ik kan slecht volgen namelijk,” leg ik direct allemaal informatie over mij op straat. Maar goed, het gaat hier alleen maar over dansen. Dat heeft totaal niets met het echte leven te maken. Niets.
“Nee ik ben echt niet zo’n sterke leider.”
“Dan moeten we het niet doen, we maken onszelf belachelijk.”
Hij knikt en gaat op zoek naar een volgend slachtoffer.
Intussen staat Ricardo achter me. De meeste van de meiden zijn dan al naar huis. Alleen Jasmin en ik staan nog te genieten van de parade aan oude dansende mensen die nog altijd soepel zijn in de heupen. Ricardo fluistert wat verhalen in mijn oor, maar aangezien ik hem zo goed als negeer, wendt hij zicht tot Jasmin.
Een van de oude mannen op de dansvloer is mijn lievelings. Elke week danst hij hier in de tangoshow, voorafgaand aan de milonga. Ik heb een filmpje waarop hij tango danst, dat ik keer op keer kan blijven bekijken en waarvan ik moet huilen. Hij danst zo mooi, hij ademt tango en als hij bloedt, smaakt het naar tango. Denk ik. Ik zie hem kijken naar me, terwijl hij danst met het meisje van de show. Zij ziet het ook en lacht naar me. Hij gaat het doen. Altijd kust hij vrouwen langs de kant, elke zondag is een vrouw de gelukkige. Ik ga het dit keer zijn. Ik lach terug. Ze komen naar me toe gedanst. De man staat vlak voor me, mijn tango-opa. Hij wacht even. Ik moet lachen. Hij knikt en kust me op mijn wang. Hij is niet gestopt met dansen.
De menigte joelt. Ik kijk om naar Jasmin. Ze kijkt me met grote ogen aan. “Wat heb jij vandaag?”
Ik haal mijn schouders op. Ik weet het ook niet.
Ricardo stelt Jasmin en mij voor aan Eduardo. Hij danst gelukkig niet. En op mijn antwoord ‘Holanda’, roept hij niet hysterisch ‘Amsterdam!’. Hij was met kerst nog in Breda. Hij heeft de Nederlandse sneeuw wel gezien. Ik niet. Hij begint ook niet over mijn glimlach of mijn blauwe ogen en op een kus moet ik nog een paar uur wachten.
De Amerikaanse in de pub wijst op Edu. “Hij was volhardend he, vorige week?” Ik kijk naar die lange, waarmee ik intussen de hele week ben opgetrokken. “Ja?” vraag ik. Ik neem nog een slok bier. “Ik vond juist van niet.”
milonga: dansvloer voor tango
porteño: inwoner van Buenos Aires
Het filmpje van mijn lievelings tango-opa vind je hier
Ik schreef al eerder over San Telmo: een gedicht
Geef een reactie